Nederlandse politiek

Nederland heeft officieel als bestuursvorm een democratie. Volgens de theorie betekent dit dat het volk aan de macht is en invloed kan uitoefenen op het besluitvormingsproces. In de praktijk ligt dit een stuk genuanceerder. Het volk heeft namelijk slechts eens in de vier jaar het recht om volksvertegenwoordigers te kiezen, die namens de kiezer het land besturen. Het idee hierachter is dat deze volksvertegenwoordigers opkomen voor de belangen van degenen die hun gekozen hebben en de wil van het volk uitvoeren. In de praktijk is dit echter niet het geval: alle vertegenwoordigers die behoren tot dezelfde partij stemmen in het algemeen unaniem over alle onderwerpen. Deze bestuursvorm wordt ook wel particratie of partitocratie genoemd: de politieke partijen hebben de macht. De wil van de partij staat centraal.

De Nederlandse bestuursvorm valt ook onder de noemer “totalitaire democratie”: een bestuursvorm waarin wettelijk gekozen vertegenwoordigers het land besturen waarvan de burgers, hoewel ze het recht hebben te stemmen, weinig of geen deelname hebben in het besluitvormingsproces van de overheid, die alles tot in de details wilt gaan reguleren. Er wordt er van uitgegaan dat de individuele burger niet in staat is consequenties te overzien van bestuurlijke beslissingen en worden daarom zoveel mogelijk erbuiten gehouden; de politieke elite weet dat het beste en bepaalt wat goed is voor het land.

Omdat Nederland een partitocratie is, heeft de burger slechts invloed op de macht die een politieke partij heeft. Hoe meer stemmen een politieke partij tijdens de verkiezingen weet te vergaren, hoe meer macht deze heeft. Dit wordt weergegeven in het aantal zetels dat een politieke partij heeft weten te bemachtigen. Eén zetel komt overeen met een bepaald aantal kiezers die op een partij heeft gestemd en wordt bezet door een lid van die partij. Partijen die tijdens de verkiezingen te weinig stemmen hebben gehaald om een zetel te bemachtigen, kunnen niet deelnemen in het besluitvormingsproces. In Nederland vindt het besluitvormingsproces op landelijk niveau plaats in de Tweede Kamer. Om een wet door te kunnen voeren of te wijzigen, is een meerderheid van de Tweede Kamer nodig. In het algemeen hebben individuele partijen niet genoeg zetels om een meerderheid in de Tweede Kamer te vormen. Om deze reden moeten ze met andere partijen samenwerken.

Na de verkiezingen zoeken partijen elkaar op om een samenwerkingsverband op te zetten en zo gezamenlijk een meerderheid te vormen. Zo’n samenwerkingsverband wordt een coalitie genoemd. Bij de vorming van de coalitie onderhandelen partijen met elkaar op welke punten ze elkaar zullen steunen. Het gevolg hiervan is, dat bepaalde beloftes die politieke partijen naar de kiezer hebben gemaakt opgeofferd worden om steun te krijgen voor andere beloftes. In het algemeen vormt het samenwerkingsverband dat de gezamenlijke meerderheid heeft de regering. Zij worden de regerende partijen genoemd en leveren de ministers. Het zijn de ministers die feitelijk het land besturen.

Partijen die buiten de coalitie vallen, maken deel uit van de oppositie. Zij voeren discussie met de regerende partijen in de hoop ze op andere ideeën te kunnen brengen, voor zover ze andere belangen hebben. Het is mogelijk voor partijen die in de oppositie zitten om wetsvoorstellen en wetswijzigingen in te dienen, maar omdat zij geen meerderheid hebben is het moeilijker voor hun om ze goedgekeurd te krijgen.

Omdat de invloed van de burger zo beperkt is, is het des te belangrijker om deze maximaal te benutten. Het is niet verplicht om tijdens de verkiezingen te gaan stemmen, en veel burgers verzaken dan ook om te stemmen. Veel mensen denken dat hun ene stem niet uit maakt. Wat men vaak niet realiseert is, dat één stem net het verschil kan maken of een partij een (extra) zetel haalt of niet. Die ene zetel kan een verschuiving van macht betekenen. En hoe meer macht een partij heeft, hoe minder concessies het richting andere partijen binnen de coalitie hoeft te doen. Laat je stem daarom gelden!